Het kan je zomaar overkomen
We denken allemaal “Dakloos worden, dat overkomt mij niet!” Van elke 10.000 Nederlanders in de leeftijd van 18 tot 65 jaar waren er 34 op 1 januari 2020 dakloos. Op 1 januari 2021 ging het om 32.000 mensen. De beschikbare cijfers hebben alleen betrekking op mensen die bekend zijn bij de opvang. Onduidelijk is bijvoorbeeld hoeveel thuisloze mensen er zijn; er wordt niet bijgehouden hoeveel personen bankslapers zijn. Dakloze gezinnen worden niet of nauwelijks geteld. Ook ontbreken gegevens over dakloze mensen die illegaal in Nederland verblijven. Evenmin zijn cijfers beschikbaar over het aantal mensen dat risico loopt dakloos te worden, of ernstige problemen ondervindt in de uitoefening van het recht op huisvesting. Dak- en thuisloosheid vinden we allemaal een groot en onacceptabel probleem, maar van een eenduidige aanpak is slechts in zeer beperkte mate sprake. Stichting Noodopvang Stedenwijk vraagt voortdurend aandacht voor dit probleem en probeert haar steentje bij te dragen aan het dragelijk maken van (dreigende) dakloosheid.
Wij hechten waarde aan het tonen van respect, medeleven en support, aan bereid zijn om iedereen (tweede) kansen te bieden en daarbij uit te gaan van vertrouwen.
Tijdelijke bewoner Tanja met haar drie kinderen
Tanja en Erik zijn 8 jaar getrouwd en wonen samen met hun drie kinderen in hun koopwoning. Wanneer de relatie van Tanja en Erik stukloopt vertrekt Tanja uit de ouderlijke woning. De koopwoning staat namelijk al voordat zij zijn gaan samenwonen op de naam van Erik. De scheiding loopt explosief en emotioneel voor alle betrokkenen. Tanja trekt tijdelijk bij haar zus en haar gezin in. Na enige tijd blijkt dat vier personen gedurende een aantal dagen per week er bij voor haar zus te veel. Vrije sector huren is voor Tanja niet betaalbaar. Wanneer zij zich meldt bij de gemeente blijkt dat ze bij vertrek uit de woning van Erik had moeten melden dat ze onvrijwillig is vertrokken. De situatie wordt steeds nijpender. De kinderen worden opstandig, de oudste zoon wil niet meer ergens op een logeerbed bij moeder slapen en de middelste dochter wil niet meer bij vader wonen. Het wijkteam is betrokken, de school meldt gedragsproblemen en zo stapelen de zorgen zich op. Het wijkteam doet een aanmelding en Tanja wordt, met haar kinderen, de noodwoning gegund. Eenmaal in de noodwoning komen alle spanningen er uit. Iedereen is erg blij met deze rustige plek en de steun die ze ontvangen. Tegelijkertijd komt er eindelijk ruimte om de scheiding te verwerken en een nieuwe toekomst op te bouwen.
“Voor mijzelf en mijn kinderen was het zo fijn dat we weer een plek hadden waar we samen konden zijn! Na maanden van steeds weer ergens onderdak vinden en alle spanningen met de kinderen is de noodwoning voor ons een nieuwe start. Er is weer licht aan de eind van de tunnel. Het huis gaf zoveel rust, zo blij dat wij hier tot rust konden komen.” Tanja, 43 jaar
Tijdelijke bewoners, Louay en Farida met twee kinderen
Louay en Farida wonen al meer dan 10 jaar naar tevredenheid in Almere Stedenwijk. Louay heeft een eigen bedrijf die tijdens de Corona epidemie in zwaar weer terecht komt. In de eerste periode was er nog goede hoop dat ze hun hoofd boven water konden houden. Op een bepaald moment lukt het niet meer en gaat het bedrijf van Louay failliet. Louay is hier erg verdrietig over en schaamt zich hiervoor. Dit maakt dat hij nog maanden net doet of het goed gaat met het bedrijf. De schulden stapelen zich op. Op het moment dat de bank de stekker uit hun koopwoning trekt staan zij op straat. Via Leger des Heils komen zij in contact met Stichting Noodopvang Stedenwijk. Zij moeten nog drie maanden elders onderdak vinden tot dat zij in één van de noodwoningen kunnen gaan wonen. De kinderen zijn heel blij dat ze niet van school hoeven te veranderen en weer vriendjes en vriendinnetjes thuis kunnen uitnodigen. Helemaal blij zijn ze met de Sinterklaas cadeautjes van de (anonieme) Sint! “We konden het eerst niet geloven… mensen die ons niet kenden die zoveel voor ons wilde doen. Die ons vertrouwde en ons als gewone mensen met pech konden zien. Na maanden van schaamte gaf ditr ons de kracht om samen weer een nieuw bestaan op te bouwen.” Louay 38 jaar en Farida 33 jaar
Staatssecretaris Van Ooijen: “Ons land telt een te groot aantal dakloze mensen. Deze mensen hebben geen thuis waar zij op kunnen terugvallen als basis. Terwijl zij net als ieder ander een eigen plek nodig hebben waar zij zich thuis kunnen voelen. Veel van deze jongeren en volwassenen hebben mij verteld over hun ervaringen. De verhalen over wat zij hebben meegemaakt grijpen mij aan. Bijvoorbeeld over het noodgedwongen verlaten van je huis door schulden of de enorme drempel die je kan ervaren om aan te kloppen voor hulp. De verhalen zijn stuk voor stuk uniek, maar wat deze mensen met elkaar gemeen hebben is de behoefte eerder gezien en gehoord te worden. Daarnaast is preventie heel belangrijk, zodat mensen überhaupt niet dakloos worden en hun eigen huis kunnen behouden. Daarom is het
tijd voor een nieuwe aanpak, vanuit een fundamenteel andere kijk op wat nodig is.”
Alleenstaande ouders die na een scheiding geen huis kunnen vinden, krijgen zelden hulp van de gemeente. Daardoor raken ze – soms samen met hun kinderen –
dakloos. Als alternatief verblijven alleenstaande ouders bij vrienden en familie of wonen ze tijdelijk op een camping. Gemeenten vangen ze niet op in de maatschappelijke opvang omdat er geen sprake is van meervoudige problematiek. Ze worden zelfredzaam verklaard.
https://pointer.kro-ncrv.nl/alleenstaande-gezinnen-op-straat
De kinderombudsmannen heeft regelmatig te maken met gezinnen die om verschillende redenen letterlijk op straat staan. Bij het weigeren van (nood of crisis)opvang gaan gemeenten er van uit dat deze gezinnen uiteindelijk door een netwerk opgevangen zullen worden. Wij horen echter steeds vaker over gezinnen die weliswaar ergens kunnen slapen – vaak op wisselende adressen, een paar dagen in een kerk, op kosten van liefdadigheidsorganisaties – maar in een situatie die voor de kinderen niet aanvaardbaar is en in strijd met diverse bepalingen uit het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind. Kinderen moeten bijvoorbeeld overdag buiten blijven, verblijven met het hele gezin in kleine en onhygiënische kamers, kunnen door wisselende logeeradressen niet naar school (waardoor school als veilige plek in hun leven ontbreekt) en weten, als ze wel naar school gaan, niet waar ze na school naar toe kunnen, etcetera. Om over de gevallen van misbruik en geweld op het opvangadres nog maar te zwijgen, dit soort onvrijwillig logeersituaties escaleert helaas makkelijk. Deze onwenselijke
situaties zijn in strijd met onder andere artikel 9, 16, 27 en 28 van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK), waarin het recht op onderdak, gezinsleven en scholing wordt gegarandeerd. Op de Staat rust daarbij de verantwoordelijkheid om ouders te helpen om de levensomstandigheden die nodig zijn voor de ontwikkeling van hun kinderen te verwezenlijken.